Door de hectiek van de Heineken Regatta heeft Frits geen tijd gehad om zijn flessenpost te versturen. We voegen nog een mooie foto toe en gooien de fles in de oceaan. Op 14 maart varen we langs de kust van Anguilla en vangen we een Spanish Cero Painted Mackrel van 52 cm. Weer eentje van de categorie grote tanden en hij smaakt uitstekend. We kunnen echter maar de helft op van de grote vis en met dit klimaat begint de rest in no time te stinken. Een mooie filet is dan maar voor zijn soortgenoten. Anguilla heeft geen openbaar transportsysteem want iedereen kent iedereen en je krijgt ongevraagd een lift. We gaan de hoofdstad bekijken The Valley, dat wil zeggen een handvol winkeltjes, en het strand van Crocus Bay. Bij de lift terug stopt de chauffeur een kwartiertje bij de luchthaven voor een klusje, of we maar even willen wachten en we duiken zolang de bar in. We worden wel voor de boot afgezet! De volgende dag gaan we naar het Reggae festival. We slalommen met een auto tussen de wielrenners door want de ronde van Anguilla is aan de gang en de weg wordt daar niet voor afgezet. Het festival duurt meerdere dagen en die middag zijn er zeilwedstrijden met Sunfishes en speelt er een vrolijk bandje. De rasta’s zijn erg commercieel en we kopen er de duurste rum-cola van de Carib. We gaan voor het donker terug naar de boot.
Terug naar St. Maarten om de was te doen. Bij het binnenvaren van Simpson Bay zien we Arie Boom van de Iron Overload, een oude bekende van ons, net de lagune uitvaren en we pakken de marifoon. Arie is op pad naar de werf in Philipsburg dus zullen we hem nog treffen. De motor begint opeens te protesteren maar we zijn gelukkig vlakbij de ankerplek. De volgende dag blijkt er na lang speurwerk een prop vuil in de brandstofleiding vóór het filter te zitten. Het motortje ronkt hierna weer van plezier. Op 20 maart komt Adelaine Keder, een vriendin van Caroline, aan op de luchthaven Juliana. Ze zal twee weken van onze reis op de Zeebra meemaken. We gaan eerst nog met het busje naar Philipsburg om wat te drinken met Arie. De volgende dagen leggen we dezelfde weg af als met onze Heineken bemanning, namelijk via Marigot en het eilandje Tintamarre naar St. Barths.
We vangen een Horse Eye Jack van 43 cm welke een prima maaltijd voor drie personen is. We weten dat er vissoorten giftig kunnen zijn in het noorden van de Carib, dus op St. Barths zoekt Vernon zijn grote vriend Jacques in het havenkantoor op. Ter herinnering, Jacques is de norse havenmeester die ons de vorige keer van onze ligplaats stuurde. Zijn vader blijkt visser te zijn en Jacques weet alles van vissen. De foto van de Spanish Mackrel levert een eerste luide reactie op dat deze zeer giftig kan zijn en dat we geluk gehad hebben dat we niet ziek geworden zijn. Als er nog meer havenmeesters en yachties in het kantoor staan laat Vernon de staart van de Horse Eye Jack zien. Vol afschuw roepen ze allemaal dat we er geweest zijn. We voelen ons toch echt kiplekker maar Vernon moet beloven nooit meer deze vissen te zullen eten. We nemen nog een keer alle vissen in het boek door en krijgen goede instructies wat goed is en wat niet. Dus wel Tonijn, Dorade en Wahoo en daarna wordt het te lastig om te herkennen dus gewoon teruggooien in zee.
We moeten nog bevoorraden omdat we naar wat duurdere eilanden gaan dus gaan we naar Philipsburg op St. Maarten waar we tevens weer afspreken met Arie. Adelaine leert intussen meer over het leven aan boord van de Zeebra. Hoe we het huishouden runnen, in welk tempo we alles doen en wat we allemaal meemaken. Ook ontdekt ze helaas wat zeeziekte is. Op 28 maart varen we naar Saba. Het eiland is niet meer dan een grote rots in zee en de oceaandeining loopt aan beide zijden om het eiland heen. Er is gewoon geen ontsnappen aan en het zal een ruwe nacht worden. Adelaine slikt voor de zekerheid maar een zeeziektepil. De volgende ochtend gaan we ankeren voor de haven want het is steil tegen de berg op klimmen vanaf de ankerbaai. Adelaine gaat duiken terwijl Vernon en Caroline een tocht gaan lopen in de bergen. De dag erna gaan we met zijn drieën de top van de berg, Mount Scenery, beklimmen. Het eerste stuk is een goed pad maar daarna wordt het één lange trap omhoog. Na ruim twee uur klimmen staan we op de top. Het is wel erg heet maar we genieten van het uitzicht.
Op 31 maart varen we van Saba naar Statia (St. Eustatius). Het halve eiland staat vol met olieterminals en er liggen diverse mammoettankers voor de kust. Statia blijkt een wereldwijde draaischijf te zijn in olietransporten. We maken een afspraak met Dive Statia en de volgende dag gaan Adelaine en Caroline duiken terwijl Vernon de theorie van het duiken leert en oefent. Later op de ochtend maken we met zijn drieën een mooie duik. Niet alleen de vissen maar vooral het koraal is hier erg indrukwekkend. Enthousiast door de duik besluiten we een paar dagen op Statia te blijven zodat Adelaine nog meer kan duiken en Vernon zijn PADI brevet kan halen.
Op 2 april wordt het weer snel slechter en komt er een enorme deining opzetten. Vernon kan nog net een praktijkles uitvoeren in de haven maar daarna wordt het te gevaarlijk. We moeten op aanraden van de duikschool de ankerboei verlaten en een zwaardere ankerboei verder uit de kust gebruiken. Als we net vastliggen komen parkwachters ons vertellen dat zij deze ankerboei willen gebruiken. Gepikeerd besluiten we dan maar te gaan ankeren, wat sowieso veiliger is. Door de hoge golven ontstaat een enorme branding aan het strand en wordt landen met de bijboot in de haven gevaarlijk. We brengen de bagage van Adelaine naar een hotel omdat zij de volgende dag vertrekt. Als we niet met de bijboot naar de wal kunnen gaan kan Adelaine altijd nog naar de kant zwemmen. Op 3 april is de deining niet erger geworden en kunnen we normaal naar de wal. Adelaines vakantie zit erop en zij vliegt terug via Saba naar St. Maarten en dan door naar Amsterdam. Vernon doet zijn theorie-examen maar door het slechte zicht onder water en de golven kan er niet gedoken worden en gaan we de vulkaan The Quill maar beklimmen. Als we terug zijn raken we aan de praat met Aad en Els van de K9, een enorme high-tech catamaran. Ze hebben er een huisje gehuurd - het enige huis dat ze aan Willem Alexander en Maxima durfden te tonen - zodat hun 3 enorme honden airconditioning hebben. We drinken er een borrel en gaan daarna uit eten bij de Chinees. De deining neemt af en het zicht onder water is weer goed. De laatste drie duiken kunnen gemaakt worden en op de laatste duik voor het brevet gaat Caroline ook mee. We zien haaien, roggen, murenes en vele vele tropische vissen. Het lukt Vernon net niet een rog te aaien en Caroline zoekt tevergeefs naar zeepaardjes, maar de duiken zijn indrukwekkend.
Volgende stop wordt St. Kitts. We vertrekken op Statia in de zon maar kort daarna zitten we in enorme tropische stortbuien. We varen Basseterre binnen wederom in het zonnetje. We liggen hier zowaar in een echte jachthaven. Het is een lange wandeling naar de douane en havenautoriteiten. Voor immigratie moeten we weer terug naar de stad maar we zijn al te laat dus dat mag ook de volgende dag wel. De dag erna bezoeken we eerst de Rawlin plantage aan de noordzijde van het eiland. Als we er met het busje heen rijden zien we op de oceaan een heuse tornado, het water spat tientallen meters omhoog, daar wil je ook niet met je boot in terecht komen. We maken een lange stoffige wandeling door de suikerplantages om in een oase terecht te komen. We drinken er koffie en gaan dan naar de Ottley plantage. Deze is omgebouwd tot een luxe hotel en we hebben er een prima lunch. Als we terug in Basseterre komen worden we vanaf een terras geroepen door Aad en Els van de K9 die een dagje aan het varen zijn met onze duikschool-eigenaren en hun ouders. Voor we het weten zitten we aan boord op de K9 te borrelen. De tornado hebben ze gelukkig niet gezien.
We varen door naar Nevis. We lopen door de hoofdstad en besluiten dat dit het meest verlopen en saaiste eiland van de Carib is. We halen de volgende ochtend ons uitklaringsbewijs bij de douane en varen maar snel door naar Montserrat. We ankeren met nog 3 boten in de baai bij Little Town. Het is de enige baai waar je mag komen omdat de rest verboden gebied is vanwege de activiteit van de vulkaan. De volgende dag bezoeken we eerst vier autoriteiten en daarna gaan we liftend, met een busje en het laatste stuk lopend naar het observatorium. Deze ligt aan de rand van het bewoonde gebied en de activiteit van de vulkaan wordt er voortdurend gemonitord. De vulkaan is in 1997 uitgebarsten en tweederde van de bevolking is gevlucht. Behalve informatieborden, veel foto’s en een blik op de rokende vulkaan is er niets te beleven en we zoeken een restaurantje om te lunchen.
We varen een dag hoog aan de wind naar Guadeloupe. We ankeren weer in Deshaies waar we een rustdag houden. Een paar oudere Nederlanders kloppen aan of we ze willen helpen met hun fok. Als we naar de boot gaan zitten de gaten in de romp. Hij vaart de oude charterboot terug naar Nederland voor zijn vriend en zijn vrouw is een tijdje mee. Nadat we eerst wat goede spullen van de Zeebra halen hebben gaat Vernon de mast in. De hele boel zit er echter muurvast en ziet er hopeloos uit dus een reparatie-poging wordt gestaakt. Als we nog wat zitten te praten stuitert de boot op de rotsen met zijn kiel. Het maakt toch niets uit, is zijn laconieke reactie. We overtuigen ze de boot iets te verleggen en als we weggaan krijgen we een fles wijn mee als bedankje. We hopen voor ze dat de boot Nederland haalt…
We varen naar Pigeon Eiland om in het Jacques Cousteau park te gaan duiken. Na Statia is alles minder en we kunnen nog wel aan een ondergrondse warmwaterbron voelen, maar verder ligt het vol met duikers en lijken de vissen een beetje gevlucht te zijn. We pakken de bus naar Basseterre en de volgende dag de bus naar Point-a-Pitre. We lopen helemaal naar customs maar die zijn de komende week dicht, dus we gaan zonder uitklaringbewijs naar Antigua waar we op 17 april aankomen. We gaan de eerste nacht in de mangrove bossen liggen, maar de Classics-week blijkt toch meer in de volgende baai plaats te vinden, dus verhuizen we naar Falmouth harbour. De komende dagen bekijken we de races en de jachten van de Classics week van alle kanten. De Windrose uit Amsterdam en de Eleanora uit Rotterdam zijn echte blikvangers. Er is ook nog een Parade of Sail in English Harbour. De beste plaats is de jachtclub waar het commentaar verzorgd wordt. Als Caroline in haar badpak aan komt roeien wordt er gelijk door de spreker en het publiek gereageerd en Caroline krijgt een luid applaus.
Op zondagavond gaan we naar Shirley Heights waar een bbq met steelpan- en reggaemuziek is. We lopen vanuit de baai via een prachtige route met enorme cactussen naar het restaurant op de berg. Het is een echte toeristenfuik, maar wel erg leuk. Als we terug gaan lopen we in het pikkedonker over de openbare weg, maar gelukkig stopt er een illegale taxi. We onderhandelen over de prijs en uiteindelijk zijn we voor 3,5 Euro terug bij de boot. We gaan nu in etappes rond het eiland. We vangen weer een Spanish Mackrel maar inmiddels wijzer geworden gooien we hem gelijk terug. St. John’s is de hoofdstad en we liggen samen met een Belgisch jacht en twee enorme cruiseschepen aan de kade. Als we helemaal langs het rif naar Long Island varen liggen we voor een exclusief resort waar we volgens de pilot niet welkom zijn. Het water heeft hier een prachtige blauwgroene kleur en we zien tientallen zeesterren op de zandbodem liggen. De volgende dag varen we nog verder tussen de riffen door naar Parham en dan zijn we nog de enige boot in de mangrove baai.
Op 25 april door naar Barbuda. We vangen onderweg een prima tonijn en liggen voor de nacht tussen de koraalriffen bij Spanish Point. We varen naar Palmetto Point waar we net om de punt bij een enorm lang zandstrand ankeren. We lopen langs het strand naar één van de drie hotels op Barbuda en zijn net te laat voor de lunch maar krijgen nog een salade en een heerlijk Italiaans ijsje. Met nog een uitstekende koffie toe roeien we terug naar de boot. We varen door naar Low Bay, een stuk verderop langs het enorme strand, waar we met een Engelsman en een Belg de nacht doorbrengen. Nu komt de langste tocht sinds tijden. Het is 60 zeemijlen naar St. Barths en we vertrekken om 6.00 uur. Het zonnetje is dan al op. Eerst hebben we een pittige wind van achteren maar de wind neemt af en we zetten de halfwinder erop. Als we voor de haven van Gustavia aankomen zit de slurf van de halfwinder vast en moeten we hem anders dan normaal binnen halen. Als we dan bijna in de haven tussen de ankerboeien liggen stopt de motor er plotseling mee en duikt Caroline gauw de bijboot in om toch de lijnen snel te kunnen bevestigen. Als de paniek voorbij is en we de boel aan het opruimen zijn valt er een schoot over boord en Vernon duikt er pardoes achteraan. Niet alleen een nat pak maar ook een kapot horloge is het gevolg. Zei er iemand iets over Murphy’s Law?
De volgende morgen komt de havenmeester in zijn bootje aangevaren en een vriendelijk ‘bonjour Jacques’ is voldoende voor een brede lach bij de havenmeester. Vernon weet de motor en zijn horloge weer aan de praat te krijgen en we zoeken de baai van Anse de Columbier op. Hier hebben we nog gesnorkeld met Frits en Winnifred maar toen was er niet zoveel te zien. Nu zien we roggen, schildpadden en een hoop vissen. Op 29 april varen we via Philipsburg, om te bevoorraden, naar Marigot. We komen de Engelsen van de Pen Azen in Philipsburg tegen, die we eerder op de oceaan en daarna in Porto Santo ontmoet hadden. Ze nodigen ons ‘s avonds uit voor biefstuk op hun schitterende Amel Super Maramu en we lopen daarna naar het Carnival Village. Feesten beginnen hier echter pas diep in de nacht en we haken af. De laatste bus gaat om 22.00 uur naar Marigot en die willen we niet missen.
Koninginnedag op St. Maarten. Het is hier het hoogtepunt van het carnaval met een enorme parade door de hoofdstraat. We staan uren te wachten bij een gezellige DJ en dan vervolgens een eindeloze parade. Dit is de Carib op zijn best. We zien de missen van alle eilanden waar we geweest zijn voorbij paraderen en de ene vrachtwagen met muziek maakt nog meer lawaai dan de volgende. We gaan moe en doof terug naar de boot. We klussen aan de boot, doen de was en bevoorraden. De halve marathon wordt gelopen en we kijken vol bewondering hoe de lopers tussen de auto’s door op een tweebaansweg moeten slalommen. Op een ochtend worden we op straat overvallen, we hebben een hoofdprijs gewonnen! We zijn in de val gelokt voor een drie uur durende time-sharing verkoop tour. De hoofdprijs krijgen we natuurlijk niet, die mag je zelf betalen als je erin trapt. ‘s Avonds proberen we deze slechte ervaring weg te drinken met Cito en Pen Azen en gaan daarna met zijn allen uit eten. Onze tijd in de Carib zit er bijna op en na de Maagdeneilanden gaan we aan de terugtocht beginnen.
Uit ons logboek: We hebben nu 8737 zeemijlen afgelegd in 1654 vaaruren waarvan 387 op de motor.
Vernon en Caroline