Op 18 december varen we Mindelo uit. Er staat een stevige wind tussen de eilanden en we beginnen met 6,5 knopen snelheid aan de oversteek. De laatste dagen voor vertrek blijken er grote gebieden met weinig wind op de oceaan te zijn en het is moeilijk te bepalen welke dag het beste is om te vertrekken. We vragen Rob van der Stadt om dagelijks per satelliet e-mail aan de hand van de website buoyweather.com een windvoorspelling voor de komende 5 dagen te geven. Om 19.00 begint ons 3 uurs wachtsysteem. We zullen de komende weken nooit langer dan 3 uur achter elkaar kunnen slapen. De olielamp gaat aan, want het toplicht verbruikt te veel stroom.
We varen recht voor de wind met de fok uitgeboomd. Door de golven gaan we stevig rollen. Om te kunnen slapen moet je je klem leggen met slaapzakken en kussens, maar de klapperende zeilen maken veel lawaai net als de brekende golven rond de boot. De keuken wordt een hele uitdaging. Overal hebben we antislip matjes neergelegd, maar dan valt er nog veel om. Regelmatig verdwijnt er een beker melk de navigatiehoek in of glijdt het eten uit je bord. Als we het na een paar dagen beu zijn gaan we een nacht ruime wind varen, met grootzeil en fok over dezelfde kant. Dat geeft betere nachtrust, maar ook een hoop verliesmijlen dus gaan we ‘s ochtends weer rollend voor de wind verder.
De tweede dag zien we dolfijnen en de derde dag 2 kleine walvissen. Een van de walvissen komt net onder het wateroppervlakte, half onder de boot zwemmen. De walvis draait op zijn zij en kijkt ons aan, daarna op zijn rug en zwemt vervolgens een eindje van ons vandaan om lucht te happen. Dit herhaalt zich zo een paar keer. ‘s Nachts zien we ook een zeilboot voorlangs varen maar ze antwoorden niet op de marifoon. Elke nacht vallen er vliegende vissen op het dek, grote en kleine, maar op de vijfde dag wordt Caroline ‘s nachtmerrie waarheid en vliegt er een grote vliegende vis tegen haar hoofd. De vis gaat voor straf de pan in. We nemen onze eerste douche. Dat is 3 liter per persoon uit flessen die onder de buiskap in het zonnetje gelegen hebben om op te warmen.
De volgende dagen is er niet zoveel zon en de accu begint wat leeg te raken dus we besluiten om de motor 2 uur stationair te laten draaien. Op Kerstdag mogen we eindelijk ons cadeau uitpakken van de familie Miedema. Er zit o.a. een kerst CD in waar we van genieten. Kerstlunch is fish & chips. Dezelfde middag ziet Caroline iets groots naast onze boot, het blijkt een joekel van een walvis. Zodra Vernon aan dek komt ziet hij een tweede grote walvis van zo’n 10 meter recht achter de boot. We starten snel de motor om ze weg te jagen, want ze houden niet van een ronkende motor. Drie dagen later zien we een groot vrachtschip, al de 2e boot die we zien! Vernon vangt een enorme Dorade: zie de visverhalen van de oversteek in een apart verslag The Big One.
De reis verloopt voorspoedig zonder windstiltes, met een laagste daggemiddelde van 129 zeemijlen en de hoogste van 152 zeemijlen. We zullen echter niet in daglicht in Tobago aankomen en nemen het besluit om dan maar eerst naar Barbados te gaan. Dat scheelt ook nog eens een halve dag zeilen en alle beetjes helpen want oceaanzeilen is zo ongelofelijk SAAI! De zeilen staan dagenlang hetzelfde en het is een enorme slijtage slag voor de schoten. De stuurautomaat doet zijn werk en behalve eten en slapen kun je wat lezen en dat alleen overdag. Je hebt ‘s nachts wel een enorme sterrenhemel en veel vallende sterren. Het blijft mooi om er urenlang naar te kijken als je je ogen open kunt houden.
Op oudejaarsavond zien we een zeilboot voor ons. We roepen ze op en krijgen Petite Fleur, een Zwitserse boot aan de lijn. Ze wensen ons gelukkig nieuwjaar. Het is een beetje lastig om te bepalen of het al zover is omdat we drie tijdzones gepasseerd hebben. Zij houden voor het gemak Zwitserse tijd aan. We zullen op 2 januari aankomen in Barbados en spreken of contact te houden. Petite Fleur is een 36 voet Hallberg Rassy maar een paar uur later hebben we ze al ingehaald. Op 2 januari lopen we ‘s ochtendsvroeg na 14 dagen en 19,5 uur Bridgetown binnen. We hebben op de route van 2024 zeemijlen 83 verliesmijlen gemaakt, dus teveel gezeild. We hebben echter ook 202 zeemijlen stroom mee gehad zodat het log op 1905 mijlen blijft steken. Een gemiddelde van 5,9 knopen!
We moeten eerst naar de haven voor de douane. We zien buiten al een enorm cruiseschip dat naar binnen wil en in de haven liggen er nog 2. We proberen aan te leggen maar het is geen doen. We worden steeds tegen de kade gesmeten, de polyester hoek van de spiegel spat eraf, de kant is te hoog om erop te klimmen en er staat een enorme deining. Dit is geen kade voor zeiljachten! We proberen het op een andere plek nog eens. Er staan allerlei mensen maar die helpen niet. Er komt een auto langs, doet het raampje naar beneden, “wat is de naam van de boot”, en rijdt weer door. Caroline vraagt een man een lijn aan te pakken maar hij kijkt sullig en begrijpt het niet. We roepen de douane op en zeggen dat we gaan ankeren omdat we hier niet kunnen aanleggen. Ze roepen terug dat we eerst moeten inklaren. Welkom in de Carieb!
We zien een grote houten boot binnen komen, misschien kunnen we daartegen aan. We moeten een half uur wachten want er komt eerst een catamaran langszij die op zijn klanten wacht. We blijven eindeloos dobberen, wachtend op een plek. Een sleepboot wenkt ons, we mogen tegen hem aan liggen. Als we de touwen vastmaken schuren de scepters tegen zijn rubberen band en buigen krom. Hier kunnen we ook niet blijven want zo krijgen we nog meer schade aan de boot. De man van de sleepboot belt met de douane en vertelt van onze problemen. We mogen ‘s middags terugkomen, maar dat is ook geen oplossing. Dan mogen we tegen de pilotboot aan gaan liggen. Na 3 instanties af geweest te zijn en 3 uur verder zijn we zover. Er komen Nederlanders van een cruiseschip langs. ‘Zijn jullie helemaal met dat bootje uit NL komen varen? De zee is hier als een spiegel.’ Wij denken hoe komen ze erbij, we hebben 2 weken als een gek liggen rollen op de golven. Maar ja op een cruiseschip heb je dat niet door.
Er liggen al 20 boten op de ankerplaats en ook wij laten ons anker vallen voor The Boatyard, een strandtent met luide muziek, goede steiger voor de bijboot en gratis douches. We drinken champagne als ontbijt, onze eerste alcohol in twee weken en vallen in slaap. Als we ‘s middags de stad verkend hebben en weer terug staan in The Boatyard worden we aangesproken door een echtpaar: “Zeebra?”. Het zijn Urs en Caroline van de Petite Fleur.
We borrelen we bij Petite Fleur waarna ze bij ons komen barbecuen. We rusten goed uit van de oversteek en verkennen Barbados. De mensen zijn er enorm vrolijk en vriendelijk en overal klinkt muziek. We maken een bustocht naar een botanische tuin aan de andere kant van het eiland. Op de terugweg lijkt het of de chauffeur het snelheidrecord probeert te breken. We komen Bin van de Pinical tegen en samen met hem en de Belgen Sven en Sofie van de Tobe gaan we naar de nieuwe James Bond. Het publiek schreeuwt mee met de scènes wat het een levendig geheel maakt. Na afloop krijgen we als bonus nog een tweede film. Alles is peperduur op Barbados en na 5 dagen vinden we het tijd voor het volgende eiland. We lopen dit keer naar de haven om uit te klaren. Als we langs een politieagent lopen zonder hem te groeten wordt hij boos. We betalen nog wat meer belastingen en vertrekken voor een nachttocht naar Tobago.
We komen op 7 januari om 14.15 in Scarborough op Tobago aan. Er komt gelijk een Française aangeroeid met de mededeling dat als we niet voor 15.00 alle instanties bezocht hebben, we een dikke boete zullen krijgen. Binnen een half uur hebben we de bijboot opgepompt en zijn we naar de wal geroeid. Tenslotte een sprint naar het havenkantoor in 32 graden hitte waarna we een uur moeten wachten. Als Vernon een opmerking hierover maakt komt er een verbaasde reactie waarom wij zoveel haast hebben. We hoeven gelukkig geen toeslagen te betalen want de boete gaat pas in na 16.00 uur en we komen tot de ontdekking dat alles hier een stuk goedkoper is dan in Barbados. De volgende ochtend varen we door naar Store Bay, een mooie ankerbaai met pelikanen. Ernaast ligt het Buccoo reef, helaas allemaal dood koraal, maar met een prachtig strand.
We verkennen het heuvelachtige, overal groene eiland met de lokale busjes. We lopen een trail door het tropische regenwoud en zien slangen, kolibries, muggen en bladsnijmieren. Als we op een dag naar de noordkant van het eiland willen gaan (Charlotteville, het mooiste dorp van Tobago) zijn er niet zoveel passagiers voor deze bestemming en zijn er teveel klanten voor de andere bus naar de westkust. De bus besluit ook eerst naar de westkust te rijden en zo krijgen we een 2,5 uur durende tocht over het eiland voor nog geen 1,5 Euro per persoon. Onze verblijftijd in Charlotteville is daardoor gereduceerd tot 2 uur maar dat mag de pret niet drukken.
We steken op 12 januari over naar Trinidad. We vangen eerst tonijn voor het avondeten en halverwege wordt het water groen vanwege de Orinoco rivier. Als we bij de ankerbaai aankomen lijkt het totaal niet op het plaatje uit het boek dus varen we een uur terug, tegen wind en stroom in, naar het populairste strand van Trinidad, Macaracas Bay, om de nacht te blijven. We zijn de enige boot en draaien de hele nacht rondjes om ons anker. De volgende ochtend varen we naar Chaguaramas. Hier zijn veel jachtwerven en havens vanwege de ligging buiten de orkaanzone (mei – november). We maken een afspraak om de boot 5 dagen op de kant te zetten (kranen + stalling 130 Euro) en gaan naar Port of Spain om de post op te halen. Twee pakjes zijn opengemaakt door de douane en we moeten er importbelasting over betalen. Protesteren zal het alleen maar duurder maken! We ontvangen ook een aantal kerstkaarten. Allemaal bedankt.
Woensdag 15 januari gaat de Zeebra op het droge. Iedereen die op de kant staat komt een praatje met ons maken. Van een Amerikaan mogen we gereedschap lenen om de afsluiter van het toilet te vervangen en bij Zwitsers gaan we lunchen. Tussen de tropische regenbuien door schuren we de rand boven de waterlijn om er vervolgens 2 lagen grondverf en 2 lagen zwarte lak op te zetten en we zetten drie lagen antifouling op het onderwaterschip. Het is zwaar werk in het warme vochtige weer. Tussendoor bevoorraden we de boot omdat dit de goedkoopste bestemming is in de Carib. Maandag 20 januari gaat de boot weer terug het water in en we ankeren in de baai. We zijn de Zweden Frode en zijn dochter Elen van de Rocinante weer tegen gekomen en huren samen met hun twee dagen een auto om het eiland te verkennen. De ene dag manoeuvreert Caroline de auto over steile bergweggetjes naar het Asa Wright park waar we veel exotische vogels in het wild zien. De andere dag gaan we naar Pitch Lake, het grootste Bitumen meer in de wereld. Op de terugweg zien we drie brandstapels voor een Indiase lijkverbranding. Aan het eind van de dag maken we een boottocht door Caroni Swamp om de Rode Ibissen te zien, die tegen zonsondergang allemaal naar hetzelfde eilandje komen voor de nacht. Het is een prachtig gezicht. Alhoewel Trinidadniet veilig is zodra het donker is, vinden we het een heel mooi eiland waar je hele bijzondere excursies kunt maken.
Op 23 januari vervangt Vernon ‘s ochtends een motorsteun terwijl Caroline de was gaat doen. We drinken nog wat bij het Nederlandse jacht Pinical en willen dan vertrekken als de ankerketting muurvast zit op de bodem. Het is hier 10 meter diep en slecht zicht dus duiken is uitgesloten. Na een half uur heen en weer varen schiet de ketting los en kunnen we net voor donker de oceaan op voor een nachttocht naar Grenada. Met zo’n glad onderwaterschip lopen we halve wind al snel 7 knopen en we komen ‘s ochtends vroeg aan. We treuzelen wat bij het binnen varen van St. George (bang voor toeslagen) en ankeren om 8.00 uur in een behoorlijk volle Blue Lagoon. Het is hier een komen en gaan van zeiljachten en er ligt een enorm cruiseschip aan de kade. We hebben zoals gewoonlijk weer een superstrenge ambtenaar voor de stapels formulieren die we steeds moeten invullen totdat hij opeens opstaat en begint te dansen. Dan gaat hij door zijn knieën. Een breakdancer? Nee, de kluis staat op de grond! We krijgen ons wisselgeld en hij gaat swingend het kantoor uit. Je blijft lachen hier.
We verkennen de stad, niet groot maar gemoedelijk, eten een nootmuskaatijsje, gaan naar het strand en borrelen bij de Belgische Lady Anne. We lagen naast ze in Portugal, waar ze al dagen aan het wachten waren op goede wind voor de oversteek naar Porto Santo. De Carib heeft ze goed gedaan, ze zijn erg relaxt. Het is er gezellig en we krijgen zelfs blikjes eten mee. We spreken met de Duitsers van de Cito af in de bar van de jachtclub, de beste plek om de zonsondergang te zien, en sluipen stiekum de douche in zonder te betalen. Op 27 januari begint een groot internationaal vistoernooi en de steigers van de jachtclub komt vol te liggen met visboten. Helaas stroomt het van de regen die dag en het is niet eens regenseizoen! Het lijkt alsof alle regen in deze baai valt, dus maar snel weer verder naar de Grenadinen.
Uit ons logboek: We hebben nu 7585 zeemijlen afgelegd in 1424 vaaruren waarvan 349 op de motor.
Vernon en Caroline