We vertrekken op 16 september al vroeg uit Bayona, Spanje. In het halfduister zijn er tientallen roeibootjes aan het vissen in de baai en we slalommen tussen ze door naar buiten. We komen later die dag aan in Viana do Castelo in Portugal waar windmolens op de boeien in de haven staan als stroomvoorziening voor de lichten ‘s nachts. Het kantoor van de havenmeester is verlaten en we gaan de stad verkennen. Als we terug komen, doorweekt van een enorm onweer dat los barstte, is er nog steeds geen havenmeester en gaan we uit eten. Als we de volgende morgen net tussen de pieren de haven uitvaren staan er plotseling 2 havenmeesters op de kade. We proberen stoïcijns door te varen maar we worden geroepen: direct terug aanleggen en betalen. We zijn verontwaardigd omdat er geen autoriteiten te bekennen waren, maar ze blijken een hypermodern kantoor verderop te hebben met camera’s op de haven. Ze wisten zelfs welk kleur shirt Vernon de avond ervoor aan had! De Portugese Fiscale Brigade wil, voor het eerst, onze scheepspapieren zien. Tot onze schrik blijkt daar nog de oude naam van de boot op te staan. Daar doen ze gelukkig niet moeilijk over en we mogen alsnog vertrekken. Welkom in Portugal.
De volgende dag naar Leixoes, de havenstad van Porto. We komen aan in de stromende regen en de haven blijkt letterlijk een open riool te zijn. We zullen je besparen wat er allemaal langs de boot gedreven kwam, los van de stank. We vluchten de volgende ochtend met de bus Porto in waar we als hoogtepunt port gaan proeven. We hebben daarna enige moeite de juiste bus te vinden. Een vriendelijke Portugees loodst ons een bus in en daardoor moeten we de laatste kilometers terug lopen naar de haven. De volgende dag slepen we een baal wasgoed een paar kilometer door de stad om er achter te komen dat er alleen een professionele stomerij is, lees boven budget. Dat wordt dus in de emmers wassen.
We vluchten naar Figuera da Foz waar we ‘s ochtends vroeg aankomen. Net als we het bed in gedoken zijn klopt Bob van de Heavy Lady aan, zij waren de vorige nacht aangekomen en waren in onweer terecht gekomen. Wij hadden hun de dag ervoor net over onze blikseminslag verteld en hij moet even zijn verhaal kwijt. In Figuera nemen we de trein naar de oude hoofdstad van Portugal: Coimbra. We bezoeken de universiteit en zijn wat te vroeg voor het restaurant uit onze Michelin gids. We mogen toch alvast binnen zitten met uitzicht over de stad en krijgen een voortreffelijke maaltijd voorgeschoteld. Het wordt nacht voordat het boemeltreintje ons weer terug brengt naar de Zeebra.
Nazaré is de volgende haven. We hebben besloten om maar niets meer te zeggen over de naamswijziging van onze boot want dat kost teveel moeite. Het kost een uur om ons als Isala 2 in te schrijven bij alle autoriteiten. We gaan de stad in om te eten. De volgende ochtend worden we als misdadigers van ons bed gelicht door een strenge meneer in uniform met pistool of we direct met de scheepspapieren mee willen gaan naar kantoor (dat is dan weer het nadeel van onze opvallende huik). Vernon gaat erheen. Daar blijkt de hoogste baas te wachten en mag hij uitleggen dat de naam op de boot niet overeenkomt met de papieren. Na het controleren van diverse papieren door 3 geuniformeerde heren, telefoontjes en een hoop heen en weer gepraat komt er eindelijk een vierde, Engels sprekende man bij zodat het uitleggen een stuk makkelijker gaat. Een voor een bieden ze daarna hun excuses aan voor het misverstand want ze zijn alert voor gestolen jachten. Naast ons ligt een Belg die directeur ingenieur is bij de Belgische maritieme dienst en ons adviseert om de vlaggebrief zelf te wijzigen en er een Nederlandse postzegel bij te plakken plus handtekening. Vernon gaat bij de havenmeester de vlaggebrief maar met een typemachine aanpassen want dit willen we niet nog een keer meemaken. De havenmeester vindt het prima, hij was toch al niet te spreken over de fiscale brigade. Hij weet nog te melden dat vanaf hier alle havens vol liggen en we beter bij hem kunnen blijven. Een handige truc want er trappen een aantal boten in, maar wij natuurlijk niet. Het blijkt ook niet waar te zijn.
Peniche is onze volgende haven en iedereen ligt met twee boten naast elkaar op een Spaanse tweemaster na, een mooi plekje voor ons dus. De Spanjaard vindt van niet en we mogen niet bij hem aanleggen. We leggen de boot toch tegen hem aan en vervolgens hindert hij ons bij het vastleggen van de boot. Nou, als je Vernon kwaad wil krijgen moet je dat dus doen. Als hij uiteindelijk toch wil helpen doet hij het ook nog eens verkeerd. De maat is vol en Vernon gebruikt wat Nederlandse krachttermen. Komt er even later een jongen aan dek die een Nederlandse moeder heeft… Amper bekomen van de woede klopt een Spaanse vrouw aan. Wat nu weer? Of we nog een pan hebben want ze hebben een tonijn gevangen en het stoofpotje was teveel voor hun alleen. Het ijs is gebroken. De Franse solozeiler Marcel die we eerder in Bayona ontmoet hebben ligt ook aan de steiger en we eten met z’n drieen de tonijnschotel op. De douane van Peniche komt ook nog even langs voor de papieren en het eerste wat hij vraagt is: ‘wat is de vorige naam van je boot?’ Hij is dus ook gebeld. Als hij weer vertrekt zegt hij: ‘I am sorry, but it is my job.’
Volgende stop Cascais, met € 24,90 per nacht de duurste haven tot nu toe. Samen met Marcel huren we een auto en rijden door het nationaal park en bezoeken 2 kastelen in Sintra. Vervolgens liggen we van 28 september tot 3 oktober in Lissabon en maken allerlei dagexcursies. De luikrubbers zijn niet aangekomen op het postkantoor en een telefoontje leert ons dat er zonder een postcode niets verzonden kan worden. Tsja.Bij het verlaten van dehaven ligt er een enorm Amerikaans vliegdekschip voor de kust. Een Portugese patrouilleboot moet ons op veilige afstand houden als een helicopter voor een enorme windvlaag zorgt. We liggen 2 nachten in Sesimbra. Als er sportvissers met 4 grote tonijnen binnen komen wil Vernon van de hoed en de rand weten. Op pad naar Sines, onze laatste haven van het Portugese vasteland, weten we dankzij de aanwijzingen een tonijn aan de haak te slaan maar bij het binnen halen breekt de lijn. Een stomme fout die niet nog een keer zal gebeuren.
Storm op zee betekent wachten in de haven van Sines. We vullen de dagen met het buurten bij alle schepen die we in de Spaanse en Portugese havens hebben leren kennen. Alle nationaliteiten zijn op pad naar de Carib en ieder verhaal is weer anders. Op een avond zitten we met de bemanningen van 3 Zweedse schepen samen en komt er een heuse accordeon boven tafel. De avond erna bezoeken we samen met een van de Zweden een concert van twee Kaapverdiaanse gitaristen die een gratis concert in een volgeladen kerk geven. Geweldig wat een geluid.
Op 11 oktober vertrekken we met 4 schepen vanuit Sines naar Porto Santo. We verliezen al snel marifoon contact met Simon de Danser. Met Marcel wisselen we dagelijks positie en dagverslagen uit per satelliet. Zo zien we de ene dag een zeeschildpad en de andere dag weer een school dolfijnen. Na 2 dagen rustig weer en af en toe op de motor varen zien we ‘s nachts opeens een lichtje achter ons. Het blijkt het vierde jacht te zijn, de Zweedse Smilla. Het gaat hard uit het zuidwesten waaien en we verliezen weer contact. Als we 12 uur later rustig in het zonnetje aan het kruisen zijn zit de Smilla opeens weer achter ons. Ze willen ons even inhalen om foto’s te maken, maar met hun 45 voet komen ze niet in de buurt van onze 32 voeter. Wat is de Zeebra toch een rap bootje. Tegen de avond na 18 uur hoog aan de wind varen en nog 100 mijl te gaan komt een Engels jacht op de motor voorbij gestormd. De Smilla gaat achter ze aan. Als de wind nog iets minder wordt is ook ons moreel gebroken en starten we demotor. We beuken met 3,5 knopen tegen de golven in.
In de loop van de ochtend van de vierde dag kunnen we weer echt zeilen. We gaan vissen en na een paar keer dat een vis het aas pakt, maar niet de haak, hebben we eindelijk beet. Een gevecht en even later ligt een gouden Dorade van 54 cm en 1,5 kilo in de kuip. Bij het naderen van het eiland Porto Santo starten we de motor voor de laatste mijlen maar die slaat weer af. De boot gaat te scheef en vermoedelijk zit er lucht in de brandstofleiding. Geen moeilijke klus maar wel lastig op zee. We besluiten dat we voor het donker binnen willen zijn en willen de haven in zeilen. We roepen de haven aan, maar geen gehoor. De kustwacht reageert ook al niet. Uiteindelijk antwoordt het Engelse jacht dat ons eerder op de motor ingehaald had dat we het beste kunnen ankeren in de haven. Dat zint ons niet. Even later zegt hij een bootje geregeld te hebben. Dat is beter. Twee Zwitsers wachten ons op in een rubberboot en varen met ons mee tot in de haven. Dan geven ze het laatste duwtje tot in de box. In 4 dagen en 10 uur varen hebben we 508 zeemijlen afgelegd en 35 uur moeten motoren.
De Smilla is een paar uur voor ons binnen gekomen en hebben zich bij Bob en Kate van de Heavy Lady, die inmiddels ook hier ligt, beklaagd dat ze ons op zeil niet in konden halen. Simon de Danser heeft vermoedelijk de koers naar de Canarische eilanden verlegd. De volgende avond komt Marcel aan en we eten gezamenlijk de Dorade op. Een feestmaaltijd. Porto Santo is een klein eilandje met een groot strand en een klein plaatsje. We beklimmen de berg, rusten goed uit, ontluchten de motor, weten eindelijk het lek in de punt op te sporen en te repareren en genieten vooral van het goede weer. Op 21 oktober varen we door naar Funchal op Madeira. Door de cruiseschepen is hier veel welvaart. We moeten met zes jachten naast elkaar aan de kade liggen. We huren weer een auto samen met Marcel en verkennen het eiland. Madeira is een grote berg en veel wegen zijn ongelofelijk steil en smal. Gelukkig bloeien er nog veel bloemen.
Op 27 oktober vertrekken we naar de Canarische eilanden. Er zijn rare windfenomenen bij dit soort eilanden. Je vertrekt windstil, een kwartier varen uit de kust waait het windkracht 7 en even verder 4. Omdat we er niet goed op voorbereid zijn worden we gelijk doorweekt van het zoute water want we varen in korte broek en T-shirt. Alles maar weer droog aantrekken. Een paar uur later valt de wind weg en gaat de motor aan. We hebben elke paar uur contact met de Heavy Lady, een Jon 39 uit Medemblik en mailen weer met Marcel. Ook de Hollandse Aurora achtervolgt ons. We weten 3 Bonito’s te vangen, een soort tonijn van 37 cm lang en 750 gram zwaar. De andere schepen gaan daarop ook vissen en hebben ook allemaal beet. De marifoon heeft hier een bereik van bijna 200 zeemijlen en we kunnen alles horen in dit gebied. Soms wordt het ons teveel want radio etiquette kennen ze hier niet. Dan gaat de marifoon ‘s nachts uit om te kunnen slapen. De motor blijft vrijwel de hele weg aan staan en zo bereiken we na 2 dagen en 9 uur varen Isla Graciosa, net boven Lanzarote. We hebben 39 uur vrijwel ononderbroken moeten motoren. We liggen in het haventje van La Sociedad en alles is hier te krijgen. Supermarkt, restaurants, internet café en koude douches. De andere boten die met ons meegevaren hebben gaan allen voor anker. We hoeven echter geen liggeld te betalen en er is zelfs nog wat plaats. De Nederlanders die voor anker liggen ontdekken na 2 dagen hoe leuk het dorpje is en blijven de hele dag op het terras zitten. Er ligt ook een Fries met een piano aan boord. De piano wordt naast het terras gezet en zo vermaken de Nederlanders de lokale bevolking.
Op 1 november varen we door naar Arrecife, de hoofdstad van Lanzarote. De komende maand verkennen we de Canarische eilanden. Uit ons logboek: We hebben nu 4094 zeemijlen afgelegd in 767 vaaruren waarvan 282 uren op de motor.
Vernon en Caroline.